forked from Helsinki-NLP/Tatoeba-Challenge
-
Notifications
You must be signed in to change notification settings - Fork 0
/
test.txt
10000 lines (10000 loc) · 734 KB
/
test.txt
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
765
766
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
778
779
780
781
782
783
784
785
786
787
788
789
790
791
792
793
794
795
796
797
798
799
800
801
802
803
804
805
806
807
808
809
810
811
812
813
814
815
816
817
818
819
820
821
822
823
824
825
826
827
828
829
830
831
832
833
834
835
836
837
838
839
840
841
842
843
844
845
846
847
848
849
850
851
852
853
854
855
856
857
858
859
860
861
862
863
864
865
866
867
868
869
870
871
872
873
874
875
876
877
878
879
880
881
882
883
884
885
886
887
888
889
890
891
892
893
894
895
896
897
898
899
900
901
902
903
904
905
906
907
908
909
910
911
912
913
914
915
916
917
918
919
920
921
922
923
924
925
926
927
928
929
930
931
932
933
934
935
936
937
938
939
940
941
942
943
944
945
946
947
948
949
950
951
952
953
954
955
956
957
958
959
960
961
962
963
964
965
966
967
968
969
970
971
972
973
974
975
976
977
978
979
980
981
982
983
984
985
986
987
988
989
990
991
992
993
994
995
996
997
998
999
1000
fra nld L'oiseau était couvert de plumes blanches. De vogel was bedekt met witte veren.
fra nld Tu te rappelles de moi ? Herinner je je mij nog?
fra nld Il plante des légumes. Hij plant groenten.
fra nld Pourquoi est-elle ici ? Waarom is ze hier?
fra nld Ce n'est qu'un bout de papier. Het is maar een stuk papier.
fra nld J'ai lavé la voiture. Ik heb de auto gewassen.
fra nld Puis-je emprunter ce livre ? Mag ik dat boek lenen?
fra nld Son père a dédié sa vie à la science. Zijn vader wijdde zijn leven aan de wetenschap.
fra nld C'est mon premier amour. Ze is mijn eerste liefde.
fra nld Qu'est-ce qui s'est passé ? Wat is er gebeurd?
fra nld Je vous suggère d'engager un avocat. Ik stel je voor een advocaat te nemen.
fra nld Tu gémissais. Je kreunde.
fra nld Ne cours pas si vite. Loop niet zo snel.
fra nld Le roumain est la seule langue néolatine dans laquelle l'article défini soit soudé à la fin du substantif. Het Roemeens in de enige Romaanse taal waar het bepaald lidwoord aan het einde van het zelfstandig naamwoord hangt.
fra nld Que tu as demandé ? Wat heb je gevraagd?
fra nld Un moment ! Momentje!
fra nld Dis bonjour à Nancy si tu la vois à la fête, s'il te plaît. Doe Nancy alsjeblieft de groeten als je haar op het feestje ziet.
fra nld Je suis fier de faire partie de ce projet. Ik ben er trots op deel uit te maken van dit project.
fra nld Ce mec est complètement fou ! Er zit een schroefje los bij die vent!
fra nld Écoutez-le. Luister naar hem.
fra nld Un exercice sportif quotidien est indispensable pour la santé. Elke dag aan sport doen is onmisbaar voor een goede gezondheid.
fra nld Ils survivront. Ze overleven wel.
fra nld Je suis dans la maison. Ik ben in het huis.
fra nld Nous avons un chien et un chat. We hebben een hond en een kat.
fra nld C'est quoi le savoir ? Wat is kennis?
fra nld Quand est-ce que je commence ? Wanneer begin ik?
fra nld J'étais fatigué. Ik was moe.
fra nld J'ai trop faim, je n'ai rien mangé depuis hier midi. Je crève la dalle. Ik heb zo'n honger, ik heb niets meer gegeten sinds gisterenmiddag. Ik sterf van de honger.
fra nld J'ai été violée ! Ik werd verkracht!
fra nld Nous nous tenions à l'entrée et accueillions les invités. We stonden aan de ingang en verwelkomden de gasten.
fra nld Dansons, chéri ! Laten we dansen, lieverd!
fra nld Merci ! Dank je wel!
fra nld J'ai peu d'argent. Ik heb weinig geld.
fra nld Elle a une assuétude. Ze is verslaafd.
fra nld Ce n'est pas difficile à faire. Dat is niet zo moeilijk om te doen.
fra nld Va mourir. Ga sterven.
fra nld Ce matin, à la gare, une affiche avec de gros caractères lui avait frappé les yeux. Vanochtend bij het station werd haar aandacht getrokken door een affiche met dikgedrukte letters.
fra nld Que vas-tu être ? Wat zult ge worden?
fra nld Où les as-tu jetés ? Waar heb je ze weggegooid?
fra nld Qui veut noyer son chien l'accuse de la rage. Barbertje moet hangen.
fra nld Nous n'aimons pas la violence. We houden niet van geweld.
fra nld J'aime la glace au chocolat ! Ik hou van chocoladeijs!
fra nld L'automne est finalement en train d'arriver ! De herfst is eindelijk daar!
fra nld C'est bien beau tout ça, mais vous oubliez quelque chose. Dat is allemaal goed en wel, maar u vergeet iets.
fra nld Ne laissez personne s'approcher ou entrer dans cette pièce. Laat niemand de kamer binnengaan of in de buurt ervan komen.
fra nld Le modem était intégré dans l'ordinateur. De modem was in de computer ingebouwd.
fra nld Quand j'ai ouvert les rideaux, il neigeait. Het was aan het sneeuwen wanneer ik de gordijnen opende.
fra nld Veuillez patienter. Een ogenblik geduld alstublieft.
fra nld Il va sûrement venir. Hij zal zeker komen.
fra nld Nous avons raison. We hebben gelijk.
fra nld Il devenait célèbre. Hij werd beroemd.
fra nld Le restaurant est-il cher ? Is het restaurant duur?
fra nld Je verrai mon oncle demain. Ik zie morgen mijn oom.
fra nld Je veux lui parler. Ik wil met hem spreken.
fra nld Je n'utilise pas aujourd'hui l'appareil de chauffage. Ik ga vandaag de verwarming niet gebruiken.
fra nld Ma mère m'a fait prendre quelques médicaments. Mijn moeder liet me medicijnen nemen.
fra nld Mon frère joue de la guitare. Mijn broer bespeelt de gitaar.
fra nld J'ai une semaine pour effectuer mes devoirs. Ik heb een week de tijd om mijn huiswerk af te maken.
fra nld Les mathématiques sont ma matière favorite. Wiskunde is mijn lievelingsvak.
fra nld Ne m'oublie pas ! Vergeet mij niet!
fra nld Dieu, donne-nous la paix ! God, geef ons de vrede!
fra nld La vie est courte. Het leven is kort.
fra nld N'interromps pas Tom. Onderbreek Tom niet.
fra nld Je vous remercie pour hier. Dank u wel voor gisteren.
fra nld J'aimerais bien venir avec vous. Ik zou graag meekomen.
fra nld Débarrassez-vous d'elle ! Zorg dat je van haar afkomt.
fra nld Je pense que je peux battre le record de Tom. Ik denk dat ik het record van Tom kan verbreken.
fra nld Il décida de ne pas attendre plus longtemps. Hij besloot niet langer te wachten.
fra nld Je n'ai pas l'habitude de boire du café sans sucre. Ik ben niet gewend om koffie zonder suiker te drinken.
fra nld Une piqûre d'abeille peut être fort douloureuse. Een bijensteek kan zeer pijnlijk zijn.
fra nld Marie a peur des araignées. Mary is bang voor spinnen.
fra nld Une belle mouette vole sur la mer. Een mooie meeuw vliegt over de zee.
fra nld Il prit congé de nous et partit. Hij nam afscheid van ons, en vertrok.
fra nld Elle s'est fait voler son sac-à-main. Haar handtas is gestolen.
fra nld Aucun de mes camarades de classe ne vit près d'ici. Niet één van mijn klasgenoten woont hier in de buurt.
fra nld Le problème, c'est que je n'avais rien à lui dire. Het probleem was dat ik niets tegen hem te zeggen had.
fra nld Ils connaissent les difficultés. De moeilijkheden zijn hun bekend.
fra nld Les plantes que nous utilisons pour notre production, la communauté des médecins la connaît et l'utilise déjà depuis des centaines d'années. De planten die we gebruiken voor onze productie zijn gekend binnen de artsengemeenschap die ze nu al honderden jaren gebruikt.
fra nld Je parle un peu espagnol. Ik spreek een beetje Spaans.
fra nld Je viens travailler. Ik kom werken.
fra nld Joyeux Noël ! Zalig kerstfeest.
fra nld J'ai demandé à Tom s'il la connaissait bien. Ik heb aan Tom gevraagd of hij haar goed kende.
fra nld Elle a besoin d'eau. Ze heeft water nodig.
fra nld Elles ne mettent pas de sucre dans leur café. Zij doen geen suiker in hun koffie.
fra nld Quel est ton pianiste préféré ? Wie is jouw lievelingspianist?
fra nld J'ai loué une chambre pour un mois à Paris. In Parijs heb ik voor een maand een kamer gehuurd.
fra nld Il n'habite pas dans mon quartier. Hij woont niet in mijn buurt.
fra nld Tu es méchant. Jij bent ondeugend.
fra nld Prends ta voiture car le car de ce matin aura un quart d'heure de retard ! Ga met de auto want de bus van vanochtend zal een kwartier te laat zijn!
fra nld Les espérantistes voyagent souvent à l'étranger. Esperantisten reizen vaak naar vreemde landen.
fra nld La police est douée pour comprendre que quelqu'un a volé ma carte de crédit et a amassé plein d'argent. C'est beaucoup plus dur de leur faire avaler que "quelqu'un a volé mon épée magique". De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".
fra nld Sa bicyclette est bleue. Haar fiets is blauw.
fra nld Ma cheville me démange. Mijn enkel jeukt.
fra nld Cette machine est-elle encore utilisable ? Is die machine nog bruikbaar?
fra nld Je fais du café. Ik maak koffie.
fra nld À combien est-ce, d'ici ? Hoe ver is het van hier?
fra nld Mais à la fin il mit le livre au feu. Maar uiteindelijk gooide hij het boek in het vuur.
fra nld Ouvre la porte ! Open de deur.
fra nld Où vivez-vous tous ? Waar wonen jullie allemaal?
fra nld Un chèque en blanc ? Ça on n'en voit que dans les films ! Een blanco cheque? Die bestaan alleen in films!
fra nld T'es sourd ou quoi ? Ben je doof of zo?
fra nld Il se tenait derrière la porte. Hij stond achter de deur.
fra nld La victoire est improbable, mais possible. Overwinning is onwaarschijnlijk, maar mogelijk.
fra nld Rejoins-moi dans le hall. Kom naar de hal.
fra nld Ils étaient trop fatigués pour grimper une montagne. Ze waren te moe om een berg te beklimmen.
fra nld Les critiques disent que cela est presque de la pornographie juvénile. Critici zeggen dat dit haast kinderporno is.
fra nld Tom compte sur Mary. Tom rekent op Mary.
fra nld Il y a beaucoup de bateaux dans le port. Er zijn veel schepen in de haven.
fra nld Elle fut malade durant une semaine. Zij was al een week ziek.
fra nld C'est grave ? Is het erg?
fra nld Les grosses lignes sur la carte représentent les routes. De dikke lijnen op de kaart zijn wegen.
fra nld Ma nouvelle robe est rouge. Mijn nieuwe jurk is rood.
fra nld À quels aliments êtes-vous allergique ? Voor welk voedsel bent u allergisch?
fra nld Puis-je lui demander quelque chose ? Mag ik hem iets vragen?
fra nld Le feu est dangereux. Vuur is gevaarlijk.
fra nld Je lui ai montré ma chambre. Ik heb hem mijn kamer getoond.
fra nld Je suis prêt pour demain. Ik ben klaar voor morgen.
fra nld Il cite souvent Shakespeare. Hij citeert vaak uit Shakespeare.
fra nld Tom aime l'argent. Tom houdt van geld.
fra nld Je vais jouer avec Naoko cet après-midi. Deze namiddag ga ik spelen met Naoko.
fra nld Le choix des mots n'est naturellement pas un hasard. De woordkeuze is natuurlijk niet toevallig.
fra nld Il n'y a que très peu de gens qui n'ont pas peur de la mort. Heel weinig mensen hebben geen angst voor de dood.
fra nld C’est le calme avant la tempête. Dat is de stilte voor de storm.
fra nld L'amour est la chose la plus incroyable que je n'ai jamais vue. Liefde is het meest onwaarschijnlijke dat ik ooit heb gezien.
fra nld Le résultat des élections a profité aux libéraux. Het resultaat van de verkiezingen was winst voor de liberalen.
fra nld Il a été élu président. Hij werd verkozen tot president.
fra nld Je suis très reconnaissant pour votre aide. Ik ben erg dankbaar voor uw hulp.
fra nld Il va venir cet après-midi. Hij komt vanmiddag.
fra nld Tout à coup il m'aperçut. Plots zag hij mij.
fra nld Il ne peut pas venir, il est malade. Hij kan niet komen, hij is ziek.
fra nld Vous pouvez vous en faire un à vous. U kan er een voor uzelf maken.
fra nld Il n'est pas étatsunien mais anglais. Hij is niet Amerikaans maar Engels.
fra nld Où sont les pommes de terre ? Waar zijn de aardappelen?
fra nld Certains poisons, correctement utilisés, sont utiles. Sommige gifstoffen zijn nuttig, als ze juist gebruikt worden.
fra nld Que vas-tu faire ce week-end ? Wat ga je van het weekend doen?
fra nld Je t'aime juste comme tu es. Ik hou van je, zoals je bent.
fra nld J'habite à Oslo. Ik woon in Oslo.
fra nld Laisse-moi te présenter ma mère. Ik zal je aan mijn moeder voorstellen.
fra nld Mais qu'est-ce que j'ai pu être bête ! Wat was ik toch dom!
fra nld Elles nous ont trouvés. Ze hebben ons gevonden.
fra nld C'est pour ici ou à l'emporter ? Is het om hier te eten, of om mee te nemen?
fra nld Celles-ci sont agréables. Deze zijn aangenaam.
fra nld Il est important de comprendre que chaque pays a sa propre culture. Het is belangrijk te begrijpen dat elk land zijn eigen cultuur heeft.
fra nld Chic endroit ! Chique plek!
fra nld On n'a pas de temps, on doit le prendre ! We hebben geen tijd, we moeten het nemen!
fra nld C'est un livre intéressant, non ? Dit is een interessant boek, toch?
fra nld Elle est dingue. Zij is gek.
fra nld Elle n'aime pas les chats. Zij houdt niet van katten.
fra nld J'aboyais. Ik blafte.
fra nld Vous avez besoin de sommeil. Ge hebt slaap nodig.
fra nld Vérifiez-la. Controleer haar.
fra nld Il s'avéra n'être autre qu'un menteur. Het bleek dat hij niets anders was dan een leugenaar.
fra nld C'est très gentil de votre part. Dit is erg aardig van je.
fra nld Ce train s'arrête à toutes les stations. Deze trein stopt op alle stations.
fra nld Les hommes sont tous les mêmes ! Mannen zijn allemaal hetzelfde!
fra nld Je ne suis pas d'humeur à attendre plus longtemps. Ik heb geen zin om nog langer te wachten.
fra nld Où est la galerie d'art la plus proche ? Waar is de dichtstbijzijnde kunstgalerij?
fra nld Ils ont faim. Ze hebben honger.
fra nld Les mots me manquent pour décrire mes émotions. Ik heb geen woorden om mijn gevoelens te beschrijven.
fra nld Sont-ils violets ? Zijn ze paars?
fra nld Le simple fait de voir un chien lui fait peur. Als hij maar een hond ziet, wordt hij bang.
fra nld Tom n'a rien vu. Tom heeft niets gezien.
fra nld La capitale de l'Italie est Rome. De hoofdstad van Italië is Rome.
fra nld Mon oncle a trois enfants. Mijn oom heeft drie kinderen.
fra nld Qu'as-tu dans la main ? Wat heb je in je hand?
fra nld Qu'est-ce que Tom a mis dans le sac ? Wat stopte Thomas in de zak?
fra nld Tom souffra amèrement. Tom leed bitter.
fra nld Bon débarras ! Die zijn we kwijt!
fra nld Toutes les personnes étaient déjà à l'église. Alle mensen waren al in de kerk.
fra nld Connais-tu la ville où il vit ? Ken jij de stad waar hij woont?
fra nld Est-ce que tu parles italien ? Spreek je Italiaans?
fra nld Tu buvais. Je dronk.
fra nld Mon mari est un très bon cuisinier. Mijn man is een heel goede kok.
fra nld Liz est morte depuis huit ans. Liz is al acht jaar overleden.
fra nld Et voilà ! En klaar is kees!
fra nld Comment vous appelez-vous ? Hoe heet u?
fra nld Lequel est le plus lourd des deux ? Welke van de twee is het zwaarst?
fra nld Vous ne trouvez pas bizarre qu'elle était si pressée ? Vindt ge het niet raar dat ze zo gehaast was?
fra nld Quand la pomme de terre fut-elle introduite au Japon ? Wanneer is de aardappel ingevoerd in Japan?
fra nld À quelqu'un qui ne connaît pas l'essence de la musique, il semble que rien ne soit plus facile que de jouer du piano. Voor iemand die de essentie niet kent van muziek, lijkt het alsof niets gemakkelijker is dan piano spelen.
fra nld Ils sont toujours à court d'argent. Zij komen altijd geld te kort.
fra nld Je lis le journal pendant que je mange. Ik lees de krant, terwijl ik eet.
fra nld Il a plu environ durant une semaine. Het heeft ongeveer en week geregend.
fra nld Elle est morte. Zij is dood.
fra nld Elle aboyait. Zij blafte.
fra nld J'ai été m'asseoir près de lui. Ik ging naast hem zitten.
fra nld Apprenons ce poème par cœur. Laten we dit gedicht uit ons hoofd leren.
fra nld De nos jours, peu de gens peuvent se permettre d'employer une bonne. Tegenwoordig kunnen weinig mensen het zich veroorloven een werkster in dienst te nemen.
fra nld Ce livre est divisé en quatre parties. Dat boek is in vier delen ingedeeld.
fra nld La Bolivie est appelée "Wuliwiya" en quechua. Bolivia wordt "Buliwya" genoemd in het Quechua.
fra nld Ils sont seuls. Zij zijn alleen.
fra nld Celui qui ne vit que pour lui est mort aux yeux des autres. Hij die alleen voor zichzelf leeft, is dood voor anderen.
fra nld Est-ce qu'Arnold Schwarzenegger est encore capable de parler allemand ? Kan Arnold Schwarzenegger nog steeds Duits praten?
fra nld Vérifiez votre réponse avec la sienne. Vergelijk uw antwoord met het zijne.
fra nld Nous nous parlons. Wij spreken met elkaar.
fra nld Je n'aime pas cet appareil photo. Ik hou niet van die camera.
fra nld J'aime les tortues. Ik hou van schildpadden.
fra nld Qu'est-ce que ça produira ? Wat zal dat bereiken?
fra nld Dieu merci. Godzijdank.
fra nld Merci pour votre présence! Hartelijk bedankt voor het komen.
fra nld Le lait se gela et devint solide. De melk bevroor en werd vast.
fra nld Parler français est un facteur certain de vous faire perdre les élections aux USA. Frans praten is een zeker middel om de verkiezingen in de VS te verliezen.
fra nld Où sont les filles ? Waar zijn de meisjes?
fra nld Ça n'est pas vraiment arrivé. Dat is niet echt gebeurd.
fra nld Où travaille Marika maintenant ? Waar werkt Marika nu?
fra nld Vous vous amusez bien ? Amuseren jullie je?
fra nld Je parle un peu japonais. Ik spreek een beetje Japans.
fra nld Le savoir c’est une chose, le faire c’en est une autre. Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.
fra nld As-tu un petit ami ? Heb je een vaste vriend?
fra nld Je ne dis rien d'autre que la pure vérité. Ik zeg u niets anders dan de zuivere waarheid.
fra nld Comment vas-tu ? As-tu fait bon voyage ? Hoe gaat het met je? Heb je een goede reis gehad?
fra nld Le Japon est appelé "Nippon" en japonais. Japan heet "Nippon" in het Japans.
fra nld Peut-être que ce n'était pas si évident. Misschien was het niet zo evident.
fra nld Parbleu ! Hemeltje!
fra nld Elles ont campé sur la plage. Ze kampeerden op het strand.
fra nld Je suis fatigué d'écrire. Ik ben moe van het schrijven.
fra nld Elle chante les dernières chansons populaires. Ze zingt de nieuwste popliedjes.
fra nld Je vis ce que tu avais fait. Ik zag wat je had gedaan.
fra nld On mange des œufs. We eten eieren.
fra nld Me connais-tu ? Ken je me?
fra nld Le son de la radio est un peu fort. De radio staat een beetje hard.
fra nld Je pensais que nous prendrions le petit-déjeuner ensemble. Ik dacht dat we samen zouden ontbijten.
fra nld Tom n'était pas un bon témoin. Tom was geen goede getuige.
fra nld Peut-être as-tu raison. Misschien heb je gelijk.
fra nld Il y a une réponse à tout. Op alles is een antwoord.
fra nld Là où il y a une volonté, il y a un chemin. Waar een wil is, is een weg.
fra nld Ce livre est destiné aux étudiants dont le japonais n'est pas la langue maternelle. Dit boek is bedoeld voor leerlingen die de Japanse taal niet als moedertaal hebben.
fra nld Je veux un lecteur MP3 ! Ik wil een mp3-speler.
fra nld J'ai besoin de vous. Ik heb u nodig.
fra nld Tu viens me prendre? Kom je me ophalen?
fra nld Est-ce qu'elle sait ? Weet ze?
fra nld Il est décédé hier. Hij is gisteren overleden.
fra nld Tes crayons doivent être aiguisés. Jouw potloden moeten geslepen worden.
fra nld Aussitôt gagné, aussitôt dépensé. Zo gewonnen, zo geronnen.
fra nld J'aurai trente ans la semaine prochaine. Volgende week word ik dertig jaar.
fra nld Si je devais tout recommencer, je ne changerais rien. Als ik alles opnieuw moest beginnen, zou ik niets veranderen.
fra nld J'ai visité le Canada il y a longtemps. Ik heb Canada lang geleden bezocht.
fra nld « Où va Tom ? » – « À Munich. » "Waar gaat Tom naartoe?" - "Naar München."
fra nld Attention au chien ! Pas op de hond!
fra nld Mon père a acheté une voiture neuve. Mijn vader heeft een nieuwe auto gekocht.
fra nld Le scooter ne démarre pas. De scooter start niet.
fra nld M. Johnson, le président du club, viendra bientôt. De heer Johnson, voorzitter van de club, zal spoedig komen.
fra nld Je trébuchais. Ik struikelde.
fra nld Vous avez notre permission pour inclure notre logiciel à condition de nous fournir une copie du produit final. U hebt onze toestemming om onze software toe te voegen, op voorwaarde dat u ons een kopie van het eindproduct bezorgt.
fra nld Cette leçon est annulée demain. Deze les gaat morgen niet door.
fra nld Je suis désolé. Je retire ce que j'ai dit. Sorry. Ik neem mijn woorden terug.
fra nld L'habit fait l'homme. Kleren maken de man.
fra nld Bien sûr, pourquoi pas ? Tuurlijk, waarom niet?
fra nld As-tu vaincu ? Heb je gewonnen?
fra nld C'est mon dernier mot. Dat is mijn laatste woord.
fra nld Je t'aime, mon cœur. Ik hou van jou, schatje.
fra nld C'est la fille que tu voulais voir. Dit is het meisje dat je wilde zien.
fra nld Rendez-la ! Geef het terug!
fra nld Waou ! C'est pas cher ! Wow! Dat is goedkoop!
fra nld On peut trouver un dictionnaire d'espéranto vers et depuis une quantité énorme de langues nationales. Men kan zich een woordenboek aanschaffen van Esperanto naar en uit enorm veel nationale talen.
fra nld Oui, je resterai probablement à la maison. Ja, ik zal waarschijnlijk thuis blijven.
fra nld J'aime la musique et plus particulièrement la musique classique. Ik hou van muziek, meer bepaald van klassieke muziek.
fra nld 3 au cube vaut 27. Drie tot de derde macht is zevenentwintig.
fra nld Vous ne devez pas répondre à ces questions. U moet die vragen niet beantwoorden.
fra nld Sais-tu comment ceci s'appelle ? Weet jij hoe dit genoemd wordt?
fra nld J'aime beaucoup le turc. Ik hou veel van Turks.
fra nld En rentrant à la maison, je m'arrêterai à la poste. Onderweg naar huis ga ik even langs het postkantoor.
fra nld Surprise ! Verrassing!
fra nld Désolée, je ne pense pas que j'vais pouvoir. Het spijt me, ik denk niet dat ik zal kunnen.
fra nld Je peux le voir dans tes yeux. Ik kan het in je ogen zien.
fra nld Pourquoi les gens se suicident-ils ? Waarom plegen mensen zelfmoord?
fra nld C'est du bon vin. Het is goede wijn.
fra nld Je suis rancunier. Ik koester wrok.
fra nld J'ai le sentiment que quelqu'un nous regarde. Ik heb het gevoel dat iemand ons aan het observeren is.
fra nld Tom toussa à nouveau. Tom hoestte nogmaals.
fra nld Est-ce là son parapluie ? Is dat zijn paraplu?
fra nld J'ai la peau sèche. Ik heb een droge huid.
fra nld Une éponge absorbe l'eau. Een spons neemt water op.
fra nld Papa prend un bain. Papa is aan het baden.
fra nld Tout le monde dit que la nourriture dans ce restaurant est très bonne. Iedereen zegt dat het eten in dit restaurant erg goed is.
fra nld Il laissa éclater sa colère. Hij barstte in woede uit.
fra nld Ne ferme pas la porte. Sluit de deur niet.
fra nld Tom allumait des bougies dans sa chambre. Tom stak kaarsen aan in zijn kamer.
fra nld Je n'ai rien à faire aujourd'hui. Ik heb vandaag niets te doen.
fra nld Qu'y mettrez-vous ? Wat gaat u erin zetten?
fra nld Je me réjouis vraiment que tu sois ici. Ik ben echt blij dat je hier bent.
fra nld Tom atterrissait. Tom was aan het landen.
fra nld Nous l'avons ! We hebben hem!
fra nld Vous êtes bons en ski ? Zijn jullie goed in skiën?
fra nld Tom se promène par tous les temps. Tom maakt elke dag een wandeling, weer of geen weer.
fra nld L'atmosphère de cet endroit est mystérieuse. Die plaats heeft een mysterieuse sfeer.
fra nld Au début, j'ai préféré l'écouter en silence. In het begin verkoos ik zwijgend naar haar te luisteren.
fra nld La rue est maintenant dégagée de la neige. De straat is nu sneeuwvrij.
fra nld Je souhaiterais être jeune. Ik zou graag jong zijn.
fra nld Prenez les miens. Neem de mijne.
fra nld C'est un revenu approprié pour les besoins de tous. Dat is een gepast inkomen voor ieders behoefte.
fra nld Je n'ai pas le temps maintenant. Ik heb nu geen tijd.
fra nld Elle tomba à terre et se brisa la jambe gauche. Ze viel naar beneden en brak haar linkerbeen.
fra nld Que feraient-ils sans nous ? Wat zouden zij zonder ons doen?
fra nld Pourquoi tant de haine ? Waarom zoveel haat?
fra nld J'ai 19 ans. Ik ben 19 jaar.
fra nld Quelles sont les cinq premières lettres de votre adresse électronique ? Welke zijn de vijf eerste letters van uw e-postadres?
fra nld Il est blond. Hij is blond.
fra nld Les tiroirs sont vides. De lades zijn leeg.
fra nld Regarde ! Deux garçons se battent. Kijk! Twee jongens zijn aan het vechten.
fra nld C'est une histoire de fous. Dat is een ongeloofwaardig verhaal.
fra nld Il déteste les araignées. Hij haat spinnen.
fra nld "Un chat ?" demanda le vieil homme. "Een kat?" vroeg de oude man.
fra nld Aujourd'hui, c'est jeudi. Vandaag is het donderdag.
fra nld Je vous écoute. Zegt u het maar.
fra nld Elle est fière de sa fille. Ze is trots op haar dochter.
fra nld Restes-y. Blijf weg.
fra nld Chaque État ne disposait que d'une voix. Elke staat had slechts één stem.
fra nld Quel âge a ton père ? Hoe oud is je vader?
fra nld Laisse-moi partir ! Laat me gaan!
fra nld As-tu dormi ? Heb je geslapen?
fra nld Elle m'accompagna au piano. Ze begeleidde mij op de piano.
fra nld Vous travaillez pour quel journal ? Voor welke krant werkt u?
fra nld Marie était au ciel. Maria was in de hemel.
fra nld Appelle-moi demain à neuf heures. Bel mij morgen om 9 uur.
fra nld Le problème est que l'énergie solaire est trop chère. Het probleem is, dat zonne-energie te duur is.
fra nld Je ne connais personne ici. Hier ken ik niemand.
fra nld Il pâlit en entendant la nouvelle. Hij trok wit weg toen hij het nieuws hoorde.
fra nld Si je venais à mourir, qui s'occuperait de mes enfants ? Als ik zou overlijden, wie zou er dan voor mijn kinderen zorgen?
fra nld Continue ! Schiet op.
fra nld Je te ferai visiter la ville. Ik zal je de stad laten zien.
fra nld Tu as plus d'énergie que moi. Jij hebt meer energie dan ik.
fra nld Je sais qu'elle est belle. Ik weet dat ze mooi is.
fra nld Mon rêve est de devenir médecin. Ik droom ervan dokter te worden.
fra nld Cette belle maison est trop chère pour qu'on l'achète. Dit mooi huis is zo duur dat wij kunnen het niet kopen.
fra nld Je lave mes chaussettes. Ik was mijn sokken.
fra nld Je resterai chez toi, jusqu'à ce que Tom vienne. Ik blijf bij je thuis totdat Tom aankomt.
fra nld La cérémonie débuta par son discours. De ceremonie begon met zijn toespraak.
fra nld La porte avait été verrouillée de l'extérieur. De deur was van buitenaf gesloten.
fra nld Je n'ai pas encore pris le petit déjeuner. Ik heb nog niet ontbeten.
fra nld Je ne peux pas le croire ! Dat kan ik niet geloven!
fra nld Un chien sauta dans le fauteuil et y resta assis sans bouger durant cinq minutes. Een hond sprong in de stoel en bleef daar vijf minuten onbeweeglijk zitten.
fra nld Pardon ! Est-ce que je peux ouvrir la fenêtre ? Excuseer, mag ik het venster opendoen?
fra nld Il me faut parler à quelqu'un. Ik moet met iemand praten.
fra nld J'utilise des panneaux solaires. Ik gebruik zonnepanelen.
fra nld Je lui ai demandé où je pourrais garer ma voiture. Ik vroeg hem waar ik mijn auto kon parkeren.
fra nld À l'aide ! Il a pris mon sac ! Hulp! Hij heeft mijn tas afgenomen!
fra nld Nous voici ! Hier zijn we dan.
fra nld Elles adoptèrent l'orpheline. Zij adopteerden de wees.
fra nld C'est arrivé la nuit d'Halloween. Het gebeurde op halloweenavond.
fra nld J'ai oublié votre numéro de téléphone. Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
fra nld Suivez-nous ! Volg ons!
fra nld Volontiers, pourquoi pas ? Tuurlijk, waarom niet?
fra nld Tout est illusion. Alles is illusie.
fra nld Il se peut qu'il ne connaissait pas la formule. Het kan zijn dat hij de formule niet kende.
fra nld J'admire ton courage. Ik bewonder je moed.
fra nld C'est bien, que vous soyez venu ! Fijn dat u bent gekomen!
fra nld Tom a perdu son portefeuille. Tom is zijn portemonnee kwijt.
fra nld La vie de Mozart fut très courte. Het leven van Mozart was heel kort.
fra nld Échangez. Wissel.
fra nld De rien. Graag gedaan.
fra nld J'entendis un bruit dans la chambre à coucher. Ik hoorde een geluid in de slaapkamer.
fra nld Je suis fier de mon frère. Ik ben fier op mijn broer.
fra nld Pour se cacher de la police, Dima passa la nuit dans une benne à ordure. Om zich voor de politie te verstoppen, bracht Dima de nacht door in een vuilcontainer.
fra nld Je bois du lait. Ik drink melk.
fra nld As-tu la certitude de vouloir ceci ? Ben je zeker dat je dat wil?
fra nld Il a quelques notions de grec. Hij spreekt een mondje Grieks.
fra nld Il est tard, je dois partir. Het is laat, ik moet gaan.
fra nld Il n'a rien fait de mal. Hij heeft niets slechts gedaan.
fra nld Peut-être devrais-tu éteindre la télévision et faire quelque chose d'autre. Misschien moet je de tv uitzetten en iets anders gaan doen.
fra nld Restez à l'écart. Blijf weg.
fra nld Il a deux voitures. Hij heeft twee auto's.
fra nld Vous êtes un enfant bizarre. U bent een vreemd kind.
fra nld Restez confinés chez vous ! Blijf in uw kot!
fra nld Il a dit oui. Hij zei ja.
fra nld Bien que fatiguée, j'ai fait ce que j'ai pu. Hoewel ik moe was, heb ik gedaan wat ik kon.
fra nld Il a dit qu'il avait faim, puis il a ajouté qu'il avait également soif. Hij zei dat hij honger had en voegde daaraan toe dat hij ook dorst had.
fra nld Elle est aussi jolie que sa sœur. Zij is zo schattig als haar zuster.
fra nld Sois généreuse ! Wees genereus!
fra nld Tu es malade. Je bent ziek!
fra nld On n'entendait pas un son dans la salle de concert. Je kon een speld horen vallen in de concertzaal.
fra nld Peux-tu te faire comprendre en français ? Kan jij je verstaanbaar maken in het Frans?
fra nld Raconte-moi, je suis tout ouïe. Vertel het me. Ik ben een en al oor.
fra nld Elle vit avec lui. Ze woont bij hem.
fra nld Il parlait allemand avec moi. Hij sprak Duits met me.
fra nld Crétin ! Idioot!
fra nld Thomas et Marie font de l'auto-stop. Tom en Maria zijn aan het liften.
fra nld J'étais humilié. Ik werd vernederd.
fra nld Je vais bien, merci. Ik ben in orde, dank je.
fra nld Je vois Dana. Ik zie Dana.
fra nld Je ne comprends pas pourquoi c'est si important pour toi. Ik begrijp niet waarom het voor jou zo belangrijk is.
fra nld As-tu une photo ? Heb je een foto?
fra nld Tout le monde sait bien qu'il la trouve mignonne et elle lui. Iedereen weet toch dat hij haar leuk vindt en zij hem.
fra nld Haha ! La fille ne pouvait pas se retenir ! Hihi! Het meisje kon zich niet inhouden!
fra nld Appelle ta mère ! Roep je moeder!
fra nld Les mots peuvent être transparents ou opaques. Woorden kunnen doorzichtig of ondoorzichtig zijn.
fra nld D'une façon générale, le climat est doux ici. Over het algemeen in het klimaat hier zacht.
fra nld Nous avons une bonne nouvelle. Wij hebben goed nieuws.
fra nld Je préfère ne pas manger de la viande puisque je suis végétarien. Ik eet liever geen vlees want ik ben vegetariër.
fra nld Le sentier de la vertu est très étroit, et le chemin du vice est large et spacieux. Het pad van de deugd is erg smal, en de weg van de ondeugd breed en ruim.
fra nld Qu'est-ce que tu es grand ! Wat ben je groot!
fra nld Veux-tu encore un café ? Wil je nog een kop koffie drinken?
fra nld Le pain est brun. Het brood is bruin.
fra nld C'est encore trop tôt pour parler de ça. Het is nog te vroeg om daarover te spreken.
fra nld Reprenons là où nous en sommes restés hier. Laten we verdergaan waar we gisteren waren gebleven.
fra nld Je me sens perdu. Ik voel me verloren.
fra nld Banco ! Ik doe mee!
fra nld Ma petite copine était en train de pleurer. Mijn vriendin was aan het huilen.
fra nld Il annula le voyage. Hij cancelde de reis.
fra nld Tom est agaçant. Tom is irritant.
fra nld Combien en veut-il ? Hoeveel wil hij ervan?
fra nld Je meurs. Ik ben aan het sterven.
fra nld Nous attendrons. We wachten wel.
fra nld Je suis pratiquement persuadée que Tom ne t'aidera pas à le faire. Ik ben vrij zeker, dat Tom jou niet zou helpen om dat te doen.
fra nld À qui sont ces livres ? Van wie zijn die boeken?
fra nld Est-ce que tout le monde écoutait ? Luisterde iedereen?
fra nld Est-ce vrai que tu vas aller étudier à Londres ? Is het waar dat je in Londen gaat studeren?
fra nld Oui, pourquoi pas ? Ja, waarom niet?
fra nld J'ai décidé de lui raconter que je l'aimais. Ik heb besloten haar te zeggen dat ik van haar hou.
fra nld C'était vraiment sympathique de te revoir. Het was erg leuk je weer eens gezien te hebben.
fra nld On ne sait même pas ci c'est vrai. We weten niet eens of het waar is.
fra nld L'or est plus lourd que l'argent. Goud is zwaarder dan zilver.
fra nld Pourquoi es-tu à la maison ? Waarom ben je thuis?
fra nld C'est le Chopin de notre époque. Hij is de Chopin van onze tijd.
fra nld Le vin, c'est de la poésie en bouteille. Wijn is gebottelde poëzie.
fra nld Vous ne serez jamais seul. U zult nooit alleen zijn.
fra nld Compris. Begrepen.
fra nld Tom a besoin d'une ordonnance. Tom heeft een voorschrift nodig.
fra nld Peux-tu battre ça ? Kun je dit verslaan?
fra nld La ville se situe à deux miles de la côte. De stad ligt twee mijl van de kust.
fra nld « As-tu fini ? » « Au contraire, je n'ai même pas encore commencé. » "Ben je klaar?" "Integendeel, ik ben nog niet eens begonnen."
fra nld Soyez satisfaite ! Wees blij!
fra nld Jim vient à la fête lui aussi. Jim komt ook naar het feest.
fra nld Il y en a une bouteille dans le réfrigérateur. Er staat een fles van in de koelkast.
fra nld Marie a jeté les vêtements de son petit ami dans le feu. Maria heeft de kleren van haar vriendje in het vuur gegooid.
fra nld Champagne ! Champagne!
fra nld Petit emmerdeur ! Nijdige klier!
fra nld Les larmes sont le sang de l'âme. Tranen zijn het bloed van de ziel.
fra nld Fumer peut nuire aux spermatozoïdes et réduit la fertilité. Roken kan het sperma beschadigen en vermindert de vruchtbaarheid.
fra nld Les livres sont maintenant accessibles à tout le monde. Boeken liggen nu binnen ieders bereik.
fra nld Je me suis bien amusé. Ik heb me goed geamuseerd.
fra nld Il était une fois un pauvre homme et une riche femme. Er waren eens een arme man en een rijke vrouw.
fra nld En Allemagne du Nord, il y a plus de païens qu'en Allemagne du Sud. In Noord-Duitsland zijn meer heidenen dan in Zuid-Duitsland.
fra nld C'est une distance incroyable, n'est-ce pas ? Dat is een ongelofelijke afstand, nietwaar?
fra nld Il est tard alors éteignez la télé. Het is laat. Zet dus de tv af.
fra nld Il est soit fou, soit drogué. Hij is óf gestoord, óf onder invloed.
fra nld L'arc-en-ciel a sept couleurs. Een regenboog heeft zeven kleuren.
fra nld Quel est ta pâte dentifrice préférée ? Wat is jouw favoriete tandpasta?
fra nld Essayez de vous calmer ! Probeer uzelf te kalmeren!
fra nld Ils marchaient. Ze liepen.
fra nld Ce pont a l'air solide. Deze brug lijkt stevig.
fra nld Dites-moi qui ils sont. Vertel me wie ze zijn.
fra nld Tom est plus grand que sa mère. Tom is groter dan zijn moeder.
fra nld Il mit la clé dans la serrure. Hij stak de sleutel in het slot.
fra nld Pouvez-vous me passer le sel, s’il vous plait ? Kunt u mij het zout even aangeven?
fra nld Savez-vous conduire ? Kunt u autorijden?
fra nld Que voudrais-tu qu'on fasse ? Wat wil je dat we doen?
fra nld Tu as acheté des bougies. Jij hebt kaarsen gekocht.
fra nld Il ne dit rien, ce qui la mit en colère. Hij zei niets, wat haar boos maakte.
fra nld Son histoire était intéressante. Zijn verhaal was interessant.
fra nld Ça a été très douloureux. Het was erg pijnlijk.
fra nld Ce qu'il dit est faux. Wat hij zegt, is fout.
fra nld Ma voiture est vieille. Ik heb een oude auto.
fra nld Les deux orthographes sont correctes. De twee schrijfwijzen zijn correct.
fra nld Sa voiture est une Ford. Zijn auto is een Ford.
fra nld Faites-le de cette manière. Doe het op deze manier.
fra nld La profession de ses rêves est astronaute. Zijn droomjob is astronaut.
fra nld Le panier était rempli de fraises. De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien.
fra nld J'ai eu une discussion sympa avec elle. Ik heb een leuk gesprek gehad met haar.
fra nld Tu as l'air effrayé. Je klinkt bang.
fra nld Merci d'être passées. Bedankt dat je gekomen bent.
fra nld Ah ! Si j'étais riche, je m'achèterais une maison en Espagne. O, als ik rijk was, kocht ik een huis in Spanje.
fra nld Vous êtes tellement impatientes. Jullie zijn zo ongeduldig.
fra nld Elle nous a aidées. Zij heeft ons geholpen.
fra nld Puis-je changer des yens contre des dollars ici ? Kan ik hier Japanse yen in dollar omwisselen?
fra nld Remplace-le. Vervang het.
fra nld Le président n'arrive jamais à l'heure. De president komt nooit op tijd.
fra nld Ils ont le même âge. Ze zijn van dezelfde leeftijd.
fra nld Quoi que tu dises, je ferai à ma façon ! Wat gij ook zegt, ik zal het op mijn manier doen!
fra nld Que Dieu rase la Reine ! God schere de koningin!
fra nld Je ne comprends pas encore que tu veux de moi. Ik begrijp nog steeds niet wat je van me wilt.
fra nld Continue à te battre. Blijf vechten.
fra nld J'ai continué à dormir parce que mon alarme n'a pas sonné. Ik ben blijven slapen want mijn wekker ging niet af.
fra nld Je l'ai rencontré dans un bar. Ik heb hem ontmoet in een bar.
fra nld La voiture de mon père est nouvelle. De auto van mijn vader is nieuw.
fra nld Merci, c'est tout. Bedankt, dat is alles.
fra nld Je suis enseignant en français. Ik ben leraar Frans.
fra nld Tom trouva le problème. Tom heeft het probleem gevonden.
fra nld J'aime l'hiver. Ik hou van de winter.
fra nld Un milliard d'hommes parlent l'anglais. Een miljard mensen spreken Engels.
fra nld Mon frère boit du jus. Mijn broer drinkt sap.
fra nld J'ai décidé de lui dire que je l'aimais. Ik heb besloten hem te zeggen dat ik van haar hou.
fra nld Je vais les voir ce soir. Ik zie ze vanavond.
fra nld J'ai ri à sa blague. Ik lachte om zijn mop.
fra nld Tu es fou ! Ben je gek!
fra nld Pourquoi ne me réponds-tu pas ? Waarom antwoord je me niet?
fra nld Je suis marié et j'ai deux enfants. Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
fra nld Cette bague d'or appartenait à ma mère. Die gouden ring behoorde toe aan mijn moeder.
fra nld Je ne veux pas être lamentable, je veux être cool ! ! Ik wil geen stumper zijn, ik wil cool zijn!!
fra nld Il vous aime à la folie. Hij houdt zielsveel van u.
fra nld Puis-je jeter un coup d'œil au menu ? Kan ik het menu even bekijken?
fra nld Tu n'as pas honte de parler ainsi ? Schaam je je niet om op deze manier te praten?
fra nld Meurs lentement ! Sterf langzaam!
fra nld Je n'arrive pas à croire que je sois ici. Ik kan niet geloven dat ik hier ben.
fra nld Que veux-tu faire ? Wat wil je doen?
fra nld Je me rends chaque jour à l'église. Ik ga iedere dag naar de kerk.
fra nld " Je partage son avis. " " Moi de même. " "Ik ben het met hem eens." "Ik ook."
fra nld Il est dangereux de rouler sans casque à moto. Het is gevaarlijk om zonder helm op een motor te rijden.
fra nld Qu'est-ce que c'est que ce fouillis? Wat is deze warboel?
fra nld J'ai quelque chose pour toi. Ik heb iets voor je.
fra nld Est-ce que tu m'aimes ? Hou je van me?
fra nld Tu es fatigué, et moi aussi. Jij bent moe en ik ook.
fra nld Je me suis marié il y a 8 ans. Ik ben acht jaar geleden getrouwd.
fra nld Bienvenue chez Tatoeba. Welkom bij Tatoeba.
fra nld Vous êtes loin ? Bent u ver weg?
fra nld La boîte est presque vide. De doos is bijna leeg.
fra nld Tom est mort du cancer. Tom is overleden aan kanker.
fra nld Elle a essayé de joindre les deux bouts. Ze probeerde de eindjes aan elkaar te knopen.
fra nld Comme d'habitude, il s'est levé tôt et a couru. Zoals gewoonlijk is hij vroeg opgestaan en gaan joggen.
fra nld Je n'ai pas de chat. Ik heb geen kat.
fra nld Aujourd'hui nous sommes lundi. Vandaag is het maandag.
fra nld Je les aime. Ik hou van hen.
fra nld Tout le monde riait. Iedereen lachte.
fra nld Je ne peux pas me fier à ce qu'elle dit. Ik kan niet vertrouwen op wat ze zegt.
fra nld La porte ne veut pas s'ouvrir. De deur gaat niet open.
fra nld Je pense que je me suis cassé le bras. Ik denk dat ik mijn arm gebroken heb.
fra nld Veux-tu vraiment gagner ? Wil je echt winnen?
fra nld Donne-moi de l'eau, s'il te plaît ! Geef me een beetje water, alsjeblieft.
fra nld Es-tu sur Facebook ? Zit je op Facebook?
fra nld Tu dois immédiatement aller consulter un médecin. Je moet onmiddellijk een arts raadplegen.
fra nld Vous n'avez pas besoin de venir demain. U moet niet komen morgen.
fra nld Elle sera jalouse. Ze zal jaloers zijn.
fra nld Nous travaillons pour gagner de l'argent. We werken om geld te verdienen.
fra nld Es-tu d'une autre opinion ? Heb je een andere mening?
fra nld L'instituteur laissa les garçons rentrer chez eux. De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.
fra nld Tu m'as trahi. Pourquoi ? Je hebt me verraden. Waarom?
fra nld Je n'y suis pour rien. Ik heb er niets mee te maken.
fra nld Je t'en prie. Alsjeblieft.
fra nld Le journal est gratuit. De krant is gratis.
fra nld Elle manquera. Zij zal gemist worden.
fra nld Merci beaucoup, Docteur. Dank u wel, dokter.
fra nld J'avançais. Ik maakte vorderingen.
fra nld Ça, ce n'est pas un couteau. ÇA c'est un couteau. Dat is geen mes. Dít is een mes.
fra nld Les chats mangent du pain. Katten eten brood.
fra nld Je ne joue pas au tennis après l'école. Ik speel na school geen tennis.
fra nld Tout ce que Tom avait besoin, c'était du temps. Alles wat Tom nodig had, was tijd.
fra nld Je me sens heureux. Ik ben gelukkig.
fra nld Ne me quitte pas ! Verlaat me niet!
fra nld Demandez-lui s'il sait parler japonais. Vraag hem eens of hij Japans spreekt.
fra nld Ces problèmes seront résolus dans un proche avenir. Deze problemen zullen in de nabije toekomst worden opgelost.
fra nld Elle écrit constamment des lettres. Ze schrijft constant brieven.
fra nld Combien de chats y a-t-il dans cette maison ? Hoeveel katten zijn er in dit huis?
fra nld Tu n'es pas marié, si ? Je bent niet getrouwd, of wel?
fra nld Occupée comme elle l'était, elle est venue me voir. Bezig als ze was, kwam ze me opzoeken.
fra nld Le ciel est bleu. De hemel is blauw.
fra nld Bah ! A-t-il vraiment dit ça ? Impossible ! Bah! Heeft hij dat echt gezegd? Onmogelijk!
fra nld Qui aime bien châtie bien. Men plaagt wie men liefheeft.
fra nld Bon sang. Verdomme.
fra nld Je n'ai rien fait. Ik heb niks gedaan.
fra nld Le client a toujours raison. De klant heeft altijd gelijk.
fra nld Je resterai à la maison aujourd'hui. Ik blijf vandaag thuis.
fra nld La douleur a en majeure partie disparu. De pijn is voor het grootste deel verdwenen.
fra nld Nous avons fait la sourde oreille. We waren Oost-Indisch-doof.
fra nld Aucune étoile n'était visible dans le ciel. Je kon geen ster aan de hemel zien.
fra nld Il picole trop. Hij zuipt te veel.
fra nld Vous nous avez aidées. Jullie hielpen ons.
fra nld La cigarette est autorisée. Roken is toegelaten.
fra nld Vous avez déjà pris le petit déjeuner ? Heeft u reeds ontbeten?
fra nld Je pense que tu as raison. Je hebt gelijk, denk ik.
fra nld Soixante pourcents des hommes adultes japonais boivent régulièrement de l'alcool. Zestig procent van de volwassen Japanse mannen drinken regelmatig alcoholische dranken.
fra nld Ton frère est très en colère. Je broer is erg boos.
fra nld Les jeunes d'aujourd'hui n'écoutent pas les adultes. De jeugd van vandaag luistert niet naar de volwassenen.
fra nld Le problème, c'est que tu es trop jeune. Het probleem is dat ge te jong zijt.
fra nld La tempête est dangereuse. De storm is gevaarlijk.
fra nld Bonjour! Je suis Sepideh. Hallo, ik ben Sepideh.
fra nld Quoi de plus ? Wat nog?
fra nld Elles avaient peur du gros chien. Ze hadden schrik van de grote hond.
fra nld Nous importons le thé d'Inde. We importeren thee uit India.
fra nld Le changement est la seule constante. Verandering is de enige constante.
fra nld Allez ! Tu peux le faire ! Vooruit! Gij kunt dat!
fra nld Je serai de retour dans deux heures. Ik ben binnen twee uur terug.
fra nld Notre école a été réduite en cendres. Onze school werd tot as gereduceerd.
fra nld Quel est ton animal préféré? Wat is uw lievelingsdier?
fra nld Tom tripla son investissement en six mois. Tom verdriedubbelde zijn investering in zes maanden.
fra nld Je ne mange plus de riz. Ik eet geen rijst meer.
fra nld Tom achète et vend des voitures. Tom koopt en verkoopt auto's.
fra nld La maison que j'ai achetée est assez loin du centre-ville. Het huis dat ik gekocht heb ligt ver van het centrum.
fra nld Il a à peu près le même âge que toi. Hij is ongeveer even oud als jij.
fra nld Tu me manques vraiment beaucoup. Ik mis je erg veel.
fra nld Les pommes sont riches en vitamines. Appelen zitten vol vitamines.
fra nld Mes parents n'arrêtent pas de se disputer sur des choses stupides. C'est tellement énervant ! Mijn ouders houden niet op met bekvechten over stomme dingen. Het is zo irritant!
fra nld Tom aime les rousses. Tom houdt van roodharigen.
fra nld Je parade. Ik paradeer.
fra nld On devrait beaucoup lire tandis qu'on est jeune. Terwijl men jong is, zou men veel moeten lezen.
fra nld As-tu fumé ? Heb je gerookt?
fra nld Qui est libre ? Wie is er vrij?
fra nld Je suis originaire de Saitama. Ik kom oorspronkelijk uit Saitama.
fra nld Ce n'est rien de grave. Het is niets ernstigs.
fra nld Je pense que j'ai une tendinite. Ik denk dat ik een peesontsteking heb.
fra nld Les araignées aiment tisser des toiles. Spinnen maken graag spinnenwebben.
fra nld Donnez-moi quelque chose à boire. Geeft u me iets te drinken.
fra nld Trop tard. Te laat.
fra nld Tom et Marie visitèrent la Scandinavie. Tom en Maria bezochten Scandinavië.
fra nld Il se défit de sa veste. Hij legde zijn mantel af.
fra nld Ils travaillent encore. Ze werken nog steeds.
fra nld Viens ! Kom mee!
fra nld Quelle est votre émission de télé préférée ? Wat is uw favoriete tv-programma?
fra nld Je n'aime pas ton prénom. Ik vind je voornaam niet leuk.
fra nld L'eau est froide. Het water is koud.
fra nld Son vélo a déraillé. Zijn ketting is eraf.
fra nld Je bégayais. Ik stotterde.
fra nld C'est sa maison. Dat is zijn huis.
fra nld Dites-moi comment. Zeg me hoe.
fra nld Combien de lettres y a-t-il dans l'alphabet anglais ? Hoeveel letters telt het Engelse alfabet?
fra nld Est-ce la seule solution ? Is dit de enige oplossing?
fra nld Nous discutions de ce qui est à faire. We discussieerden over wat er te doen was.
fra nld Beethoven alla au piano, s'assit et commença à jouer. Beethoven ging naar de piano, zette zich, en begon te spelen.
fra nld Il a conçu la voiture. Hij ontwierp de auto.
fra nld Tom a vécu là-bas. Tom woonde daar.
fra nld Personne ne saura où tu as acheté tes vêtements. Niemand zal weten waar je je kleren hebt gekocht.
fra nld Si tu ne veux pas mettre de crème solaire c'est ton problème, mais ne viens pas te plaindre quand t'auras des coups de soleil. Als je geen zonnebrandcrème wilt opdoen, is dat jouw probleem, maar kom niet klagen als je zonnebrand krijgt.
fra nld C'est trop cher. Dat is te duur.
fra nld Il n'est pas toujours en retard. Hij komt niet altijd te laat.
fra nld Veuillez tirer sur la corde. Trek aan de koord, alstublieft.
fra nld Tout le monde ne peut pas réaliser les rêves de sa jeunesse. Niet iedereen kan zijn jeugddromen verwezenlijken.
fra nld Il répara le filet. Hij repareerde het net.
fra nld Normalement, c'est une lève-tôt. Normaal gesproken is ze vroeg wakker.
fra nld Les humains n'ont jamais été faits pour vivre éternellement. Het was nooit de bedoeling dat mensen eeuwig zouden leven.
fra nld Abrégeons ! Laten we er niet om heen draaien!
fra nld Elle et moi disposons à peu près du même nombre de timbres. Zij en ik hebben ongeveer hetzelfde aantal stempels.
fra nld La faim nous étreint. We zijn ten prooi aan de honger.
fra nld Tu parles allemand ? Spreek je Duits?
fra nld J'ai peur du noir. Ik ben bang voor het donker.
fra nld C'est plus une connaissance qu'une amie. Zij is eerder een kennis dan een vriendin.
fra nld Pourrais-je vous voir ce soir ? Zou ik u vanavond kunnen zien?
fra nld J'ai facilement trouvé son bureau. Ik heb gemakkelijk zijn kantoor gevonden.
fra nld Je suis Tom. Ik ben Tom.
fra nld Nous attendrons. We zullen wachten.
fra nld Anne a un faible pour le chocolat. Ann heeft een zwak voor chocolade.
fra nld Pourquoi ne remerciez-vous pas un peu votre conjointe ? Waarom bedankt ge uw vrouw niet een beetje?
fra nld Il parle anglais et français. Hij spreekt Engels en Frans.
fra nld Dis-le en hongrois ! Zeg het in het Hongaars!
fra nld Ce pain est délicieux. Dit brood is heerlijk.
fra nld Je vais à la montagne. Ik ga naar de berg.
fra nld Vous êtes vraiment fous. Jullie zijn echt gek.
fra nld Une telle méthode est surannée. Een dergelijke methode is verouderd.
fra nld Mon père est mort d'un cancer des poumons. Mijn vader stierf aan longkanker.
fra nld Il est allé skier. Hij ging skiën.
fra nld Je ne connais rien au cricket. Ik weet helemaal niets van cricket.
fra nld Il a peur des serpents. Hij heeft angst voor slangen.
fra nld J'ai toujours préféré les personnages mystérieux. Ik heb altijd meer van mysterieuze personages gehouden.
fra nld Nous sommes secourus. Wij worden geholpen.
fra nld Allume les bougies ! Steek de kaarsen aan.
fra nld Tom n'osait pas regarder Marie en face. Tom durfde Maria niet aan te kijken.
fra nld L'arbre est vert. De boom is groen.
fra nld Mon sac est trop vieux. Je dois en acheter un neuf. Mijn tas is te oud. Ik moet een nieuwe kopen.
fra nld J'ai envie de manger à l'extérieur, ce soir. Ik heb zin in uit eten vanavond.
fra nld Vendues ! Verkocht!
fra nld Êtes-vous fatiguée ? Bent u moe?
fra nld Est-ce qu'il y a une auberge de jeunesse près d'ici ? Is er een jeugdherberg hier in de omgeving?
fra nld Vous a-t-il touchée ? Heeft hij u aangeraakt?
fra nld C'est un homme d'action. Hij is een man van daden.
fra nld Vous savez danser, n'est-ce pas ? Ge kunt toch dansen, ja?
fra nld Tu entendais. Je hoorde.
fra nld Tom suit un régime végétalien strict. Tom volgt een strikt veganistisch dieet.
fra nld D'une certaine manière, j'en doute. Op een of andere manier betwijfel ik het.
fra nld À compter du 1er mai 2019, une nouvelle ère commencera au Japon à la suite de l'abdication de l'empereur Heisei en faveur de son fils. Vanaf 1 mei 2019 zal er in Japan een nieuwe tijdrekening beginnen ten gevolge van het aftreden van de Heisei-keizer ten gunste van zijn zoon.
fra nld Si l'on s'en donne la peine, on peut accomplir n'importe quoi. Als je maar probeert, dan kan je alles bereiken.
fra nld Nous sommes les nouveaux propriétaires. Wij zijn de nieuwe eigenaars.
fra nld La semaine dernière j'ai mangé de la pizza tous les jours. Vorige week at ik elke dag pizza.
fra nld Quelle est la capitale des États-Unis ? Wat is de hoofdstad van de Verenigde Staten?
fra nld Tom ne savait même pas qui c'était. Tom wist niet eens wie het was.
fra nld Asseyez-vous où vous voulez. Gaat u maar zitten waar u maar wilt.
fra nld Le russe est très difficile à apprendre. Russisch is erg moeilijk te leren.
fra nld Elles parlent beaucoup. Ze praten veel.
fra nld Ce n'est pas complètement ce que je m'étais représenté. Dat is niet precies wat ik in gedachten had.
fra nld Pouvez-vous rectifier mes phrases anglaises ? Kunt u mijn Engelse zinnen verbeteren?
fra nld Je me suis endormi en cours hier. Ik viel gisteren tijdens de les in slaap.
fra nld Tom va mieux aujourd'hui. Het gaat beter met Tom vandaag.
fra nld As-tu maigri ? Ben je vermagerd?
fra nld Quelle langue parle-t-on en Amérique ? Welke taal spreekt men in Amerika?
fra nld Nous avons trop de cours. We hebben te veel lessen.
fra nld Ton ami est fatigué. Je vriend is moe.
fra nld Tom prie. Tom bidt.
fra nld As-tu déjà mangé de la dinde ? Hebt ge al kalkoen gegeten?
fra nld Qu'a-t-il dit ? Wat heeft hij gezegd?
fra nld Quel jour sommes-nous aujourd'hui ? Welke dag is het vandaag?
fra nld Tom fait ce travail à titre de révision. Tom doet dat werk als herhaling.
fra nld Je suis pauvre. Tu es riche. Ik ben arm. Jij bent rijk.
fra nld Tom apprenait. Tom leerde.
fra nld Quel grand nombre ! Wat een groot aantal!
fra nld La plupart des gens aiment regarder la telé. De meeste mensen kijken graag televisie.
fra nld La revue paraît deux fois par mois. Het magazine komt twee keer per maand uit.
fra nld Beaucoup d'Américains aiment les voitures rapides. Veel Amerikanen houden van snelle auto's.
fra nld Quelqu'un vient. Iemand komt.
fra nld La tapisserie est vieillotte. Het wandtapijt is ouderwets.
fra nld Il aime vraiment beaucoup voyager. Hij houdt er echt van om veel te reizen.
fra nld Que penses-tu de ma tourte ? Wat vind je van mijn taart?
fra nld Ce fou est capable de tout ! Die gek is tot alles in staat!
fra nld Je commence cette après-midi. Ik begin deze namiddag.
fra nld La vie c'est ce qui se passe pendant que tu es occupée à faire d'autres plans. Leven is wat je gebeurt terwijl je andere plannen maakt.
fra nld Restez vigilant. Blijf alert.
fra nld Aime-t-elle les oranges ? Houdt zij van sinaasappels?
fra nld Il semble impossible de distinguer une névrose obsessionnelle d'un amour intense, d'un point de vue biochimique. Het lijkt onmogelijk te zijn om een obsessieve neurose van een intense liefde te onderscheiden vanuit een biochemisch perspectief.
fra nld « Mes amis, compagnons de route de vieilles mésaventures, vous qui avez subi les épreuves les plus sévères, vous verrez que le ciel mettra fin aussi à celles-ci. » "Mijn vrienden, reisgenoten die het een en ander hebben meegemaakt, jullie die door het vuur zijn gegaan, jullie zullen zien dat de hemel daar ook een einde aan zal maken."
fra nld Tom alla au musée avec Marie. Tom ging met Maria naar het museum.
fra nld Mon père me demanda qui était venu lui rendre visite hier. Mijn vader vroeg me wie er gisteren op bezoek was gekomen.
fra nld Quelle cylindrée a votre motocyclette ? Hoeveel cilinderinhoud heeft uw motorfiets?
fra nld Ça fait si longtemps depuis la dernière fois que je suis allée à Disneyland avec ma famille. Het is zo lang geleden sinds ik voor de laatste keer met mijn gezin naar Disneyland ben geweest.
fra nld Nous aimons aider. Wij helpen graag.
fra nld Cette idée lui plaît beaucoup. Dit idee bevalt hem veel.
fra nld Nous pouvons entendre le chien aboyer. We kunnen de hond horen blaffen.
fra nld Je ne suis pas vieille. Ik ben niet oud.
fra nld Tous les jours, Tom doit parler français au travail. Elke dag moet Tom op zijn werk Frans praten.
fra nld Il faisait comme s'il était médecin. Hij deed alsof hij een dokter was.
fra nld Apportez-moi un morceau de papier s'il vous plait. Breng mij een stukje papier a.u.b.
fra nld Vous avez besoin d'eau. U hebt water nodig.
fra nld Nous avons vu un bateau blanc au loin. We hebben een wit schip in de verte gezien.
fra nld Nous allons être à court de carburant. Onze benzine raakt op.
fra nld Je suis professeur, ou plutôt assistant professeur pour être exact. Ik ben professor, of juister gezegd, assistent-professor.
fra nld Nous visiterons une usine qui produit des télévisions. We zullen een fabriek bezoeken, waar tv's worden geproduceerd.
fra nld As-tu vu mon appareil photo ? Heb je mijn fototoestel gezien?
fra nld Elles n'ont pas raison. Ze hebben geen gelijk.
fra nld Nous travaillons pour la paix. We werken voor vrede.
fra nld De quoi parliez-vous ? Waar hebben jullie over gesproken?
fra nld Pourquoi tu ne réponds pas? Waarom antwoord je niet?
fra nld « Quel âge as-tu ? » « Seize ans. » "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
fra nld Elle est professeur de danse. Ze is danslerares.
fra nld Il est pauvre mais honnête. Hij is arm, maar eerlijk.
fra nld La glace a fondu. Het ijs is gesmolten.
fra nld Les données à discuter ci-dessous ont été collectées de la manière suivante. De gegevens die hieronder besproken worden zijn op de volgende manier verzameld.
fra nld Je sais où il habite. Ik weet waar hij woont.
fra nld J’aime la pizza froide. Ik hou van koude pizza.
fra nld Pourquoi Diable veux-tu savoir ça ? Waarom wil je dat in hemelsnaam weten?
fra nld Cette fleur est orange. Deze bloem is oranje.
fra nld Tout ce que tu as à faire est de la rencontrer là-bas. Al wat je moet doen, is haar daar te ontmoeten.
fra nld Notre Père qui es aux cieux ! Que ton nom soit sanctifié; que ton règne vienne; que ta volonté soit faite sur la terre comme au ciel. Donne-nous aujourd'hui notre pain quotidien ; pardonne-nous nos offenses, comme nous aussi nous pardonnons à ceux qui nous ont offensés ; ne nous induis pas en tentation, mais délivre-nous du mal. Car c'est à toi qu'appartiennent, dans tous les siècles, le règne, la puissance et la gloire. Amen ! Onze Vader in de hemel, laat uw naam hierin geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.
fra nld Tu sais d’où vient le sigle « PDF » ? Weet je waar de letters "pdf" vandaan komen?
fra nld Grouille-toi ! Schiet op!
fra nld Es-tu en route pour chez toi ? Ben je op weg naar huis?
fra nld Tom a un boulot compliqué. Tom heeft een ingewikkelde job.
fra nld Je l'avertirai. Ik zal hem waarschuwen.
fra nld Je l'ai entendue chanter. Ik hoorde haar zingen.
fra nld Je skiais. Ik skiede.
fra nld Je te donnerai un bon conseil. Ik zal je een goed advies geven.
fra nld J’aime beaucoup ce pays. Ik hou veel van dit land.
fra nld Ne t'en fais pas pour lui. Maak je maar geen zorgen over hem.
fra nld Je dois faire réparer mon vélo. Ik moet mijn fiets laten repareren.
fra nld Je travaille le matin. Ik werk 's morgens.
fra nld Le bambou se courbe sous le vent. Bamboe buigt zich in de wind.
fra nld Tom est en danger. Tom is in gevaar.
fra nld C'est le pantalon que je veux avoir. Dit is de broek die ik wil.
fra nld La lettre arrivera demain. De brief zal morgen aankomen.
fra nld En avant ! À vos vélos ! Vooruit! Naar de fietsen!
fra nld D'accord ! Akkoord!
fra nld Fumer est dommageable à la santé. Roken schaadt de gezondheid.
fra nld Billevesées ! Onzin!
fra nld N'était-il pas ton petit ami ? Was hij niet jouw vriend?
fra nld Je rougissais. Ik bloosde.
fra nld Je t'ai menée précisément où je voulais. Ik heb je precies gebracht waar ik wilde dat je naartoe ging.
fra nld J'ai peur que ma perception de la profondeur soit très mauvaise. Ik vrees dat mijn dieptezicht heel slecht is.
fra nld Combien de temps faut-il pour aller d'ici à l'hôtel Hilton ? Hoelang duurt het om van hier naar het Hilton-hotel te gaan?
fra nld Je suis sans défense. Ik ben weerloos.
fra nld Ne pas utiliser l'ascenseur en cas d'incendie. Gebruik niet de lift in geval van brand.
fra nld Il sauva la princesse. Hij redde de prinses.
fra nld Bathilde avait redoublé d’élégance. Bathildis verdubbelde haar inspanningen om verfijnd over te komen.
fra nld Tom est claustrophobe. Tom is claustrofobisch.
fra nld J'entends ça. Dat hoor ik.
fra nld Il l'a vu aussi. Hij heeft het ook gezien.
fra nld N'oubliez pas de prendre vos pilules ! Vergeet niet jullie pillen te nemen!
fra nld Au temps pour moi. Tijd voor mezelf.
fra nld Ils sont mariés depuis 4 ans. Ze zijn 4 jaar getrouwd.
fra nld Mon frère court aussi vite que moi. Mijn broer loopt even snel als ik.
fra nld Je gesticulais. Ik friemelde.
fra nld Je m'appelle Mélanie. Ik ben Melanie.
fra nld Je traverserais l'océan uniquement pour revoir ton sourire. Ik zou de oceaan oversteken, alleen om uw glimlach terug te zien.
fra nld Je pense que ta réponse est exacte. Ik denk dat jouw antwoord correct is.
fra nld Si je pouvais t'envoyer un marshmallow, Trang, je le ferais. Als ik je een spekje kon sturen, Trang, zou ik het doen.
fra nld Le nom de Tom était sur la boîte. De naam van Tom stond op de doos.
fra nld Ils voyagèrent ensemble. Ze hebben samen gereisd.
fra nld Son bureau se trouve au centre-ville. Zijn kantoor bevindt zich in het stadscentrum.
fra nld Une chose que vous devriez savoir, à mon sujet, est que je suis vraiment un garçon de la campagne, au fond du cœur. Iets dat u zou moeten weten, is, dat wat mij betreft, ik diep in mijn hart een echte plattelandsjongen ben.
fra nld Dépêche-toi. Opschieten.
fra nld Nous vivons dans la seconde moitié du vingtième siècle. We leven in de tweede helft van de twintigste eeuw.
fra nld Tu disais quelque chose ? Zei je iets?
fra nld Garde-le à l'œil ! Hou hem in de gaten.
fra nld A-t-il utilisé une capote ? Heeft hij een condoom gebruikt?
fra nld Tom est déjà rentré à la maison. Tom is al thuis.
fra nld Vos papiers ! Uw papieren!
fra nld Le pénis est un des organes sexuels masculins. De penis is één van de mannelijke geslachtsorganen.
fra nld Tout le monde ricanait. Iedereen giechelde.
fra nld Une foule importante s'est rassemblée sur le lieu de l'incendie. Een grote menigte kwam bijeen op de plaats van de brand.
fra nld C'est elle qui me l'a dit. Het is zij, die het mij gezegd heeft.
fra nld Tom dépense la plus grande partie de son argent en nourriture. Tom geeft het meeste van zijn geld aan eten uit.
fra nld Sont-ils tous en vie ? Leven ze allemaal?
fra nld Le riz pousse dans les climats chauds. Rijst groeit in warme klimaten.
fra nld Bruxelles est la capitale de la Belgique. Brussel is de hoofdstad van België.
fra nld Le policier doit dire "c'est la loi". De politieagent moet zeggen "Zo luidt de wet."
fra nld Elle attend. Zij wacht.
fra nld But ! Goal!
fra nld Où as-tu vu le garçon ? Waar heb je de jongen gezien?
fra nld Tom tentait sa chance au poker. Tom waagde zijn kans op een pokerwedstrijd.
fra nld J'aime la nature. Ik hou van de natuur.
fra nld J'aime manger du riz aux haricots. Ik houd ervan om rijst met bonen te eten.
fra nld Je n'ai qu'une sœur. Ik heb maar één zus.
fra nld Je guérissais. Ik genas.
fra nld Elle n'a rien dit. Ze heeft niets gezegd.
fra nld Qui est ta star de télé préférée ? Wie is je favoriete tv-ster?
fra nld Tom mourait de soif. Tom stierf van de dorst.
fra nld Merci, Jim. Bedankt, Jim.
fra nld En effet, il semble que ce soit une erreur. Het zou, inderdaad, een vergissing kunnen zijn.
fra nld Tu as un trou dans ta chaussette. Er zit een gat in je sok.
fra nld Écoute-moi bien. Luister goed naar mij.
fra nld A bientôt, Ian. Tot ziens, Ian.
fra nld Il me demanda de revenir ici cet après-midi. Hij vroeg me vanmiddag hier weer te komen.
fra nld Dépêchons-nous ! Nous allons être en retard. Haast je wat! We zullen te laat zijn.
fra nld Maintenant je suis captif. Mon corps est aux fers dans un cachot, mon esprit est en prison dans une idée. Une horrible, une sanglante, une implacable idée ! Je n’ai plus qu’une pensée, qu’une conviction, qu’une certitude : condamné à mort ! Nu ben ik gevangen. Mijn lichaam is in de boeien geslagen in een kerker, mijn geest zit opgesloten in een idee. Een vreselijk, een bloederig, een onverbiddelijk idee! Ik heb maar één gedachte, één overtuiging, één zekerheid: ter dood veroordeeld!
fra nld Vous avez besoin d'aide. U heeft hulp nodig.
fra nld Quelques garçons jouent au tennis et d'autres jouent au football. Sommige jongens spelen tennis en anderen spelen voetbal.
fra nld Puis-je compter sur vous ? Kan ik op u rekenen?
fra nld La liberté de parole est limitée dans certains pays. De vrijheid van meningsuiting wordt in sommige landen beperkt.
fra nld Le pire est passé. Het ergste is voorbij.
fra nld Ça vient de sortir. Het is net verschenen.
fra nld Elles mettent du poisson en conserve. Zij blikken vis in.
fra nld Elle n'a que deux ans, mais elle peut déjà compter jusqu'à 100. Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
fra nld Tom aime les pommes de terre. Tom houdt van aardappels.
fra nld Défais-toi ! Kleed je uit!
fra nld Elle travaille au consulat français. Ze werkt op het Franse consulaat.
fra nld Jane et moi jouons bien du piano. Jane en ik spelen goed piano.
fra nld As-tu compris ce qu'il disait ? Heb jij begrepen wat hij zei?
fra nld Je suis autonome. Ik ben zelfvoorzienend.
fra nld Sais-tu où est ma montre ? Weet je waar mijn horloge is?
fra nld Il faut que nous parlions. We moeten praten.
fra nld Je vais l'étrangler. Ik ga hem wurgen.
fra nld Tu t'es assis auprès d'elle, n'est-ce pas ? Je bent naast haar gaan zitten, niet?
fra nld J'étais près de la rivière quand j'ai perdu le chemin. Ik was dicht bij de rivier, toen ik de weg kwijt raakte.
fra nld Je comprends tes sentiments. Ik begrijp je gevoelens.
fra nld Son comportement est admirable. Zijn gedrag is bewonderenswaardig.
fra nld Il sait jouer de la guitare. Hij kan gitaar spelen.
fra nld Je pense qu'il va pleuvoir bientôt. Ik denk dat het weldra gaat regenen.
fra nld Tout changea. Alles veranderde.
fra nld Reste calme. Blijf kalm.
fra nld C'est une question fascinante. Dat is een fascinerende vraag.
fra nld Quel type de sport apprécies-tu ? Welk type sport vind je leuk?
fra nld J'espère que je peux te donner quelque chose. Ik hoop dat ik je iets kan geven.
fra nld « Je vois », dit l'aveugle, tandis qu'il ramassait son marteau et voyait. "Ik zie", zei de blinde man, toen hij zijn hamer opraapte en zag.
fra nld Je ne comprends pas la musique. Ik versta muziek niet.
fra nld C'est exactement ce que je pensais. Dat is precies wat ik dacht.
fra nld La Lune n'appartient à personne. De maan is van niemand.
fra nld Pourquoi pas les deux ? Waarom niet beide?
fra nld Nous ne méritons pas tout ceci. Wij verdienen dit allemaal niet.
fra nld Est-ce que Tom est heureux ? Is Tom gelukkig?
fra nld Cette musique est apaisante. Deze muziek is rustgevend.
fra nld Je glissais. Ik gleed.
fra nld Il n'est pas intéressé par la politique. Hij is niet geïnteresseerd in politiek.
fra nld Ta famille va bien ? Alles goed met de familie?
fra nld Quel jour es-tu libre habituellement ? Op welke dag van de week ben je vrij, normaal gesproken?
fra nld Je suis aussi grand que Tom. Ik ben net zo groot als Tom.
fra nld Ce pont est en pierre. Deze brug is van steen.
fra nld Elles sont au jardin. Zij zijn in de tuin.
fra nld Le Portugal n'est pas une exception. Portugal is geen uitzondering.
fra nld Ne vous arrêtez pas de danser. Blijf dansen.
fra nld N'est-ce pas sympa ? Is dat niet tof?
fra nld Cette viande est du poulet. Dit vlees is kippenvlees.
fra nld Quelle est la différence entre une étoile et une planète ? Wat is het verschil tussen een ster en een planeet?
fra nld Je vois ta maison. Ik zie je huis.
fra nld Elle me demanda combien de langues je parlais. Ze vroeg me hoeveel talen ik sprak.
fra nld Lincoln est mort en 1865. Lincoln is in 1865 overleden.
fra nld Je vais bientôt m'inscrire à un cours en allemand. Ik ga me weldra inschrijven voor een cursus Duits.
fra nld Tu trembles. Je beeft.
fra nld Sami n'est pas homosexuel. Sami is niet gay.
fra nld Connais-tu cette chanson ? Ken je dat lied?
fra nld Ne tirez pas ! Niet schieten!
fra nld Combien de temps dure le vol ? Hoelang duurt de vlucht?
fra nld Voilà pourquoi il était en retard à l'école. Dat is de reden waarom hij te laat op school was.
fra nld Mes parents se disputent à nouveau. Mijn ouders hebben alweer ruzie.
fra nld Walou ! Noppes!
fra nld Tom a toujours des sentiments pour vous. Tom heeft nog steeds gevoelens voor u.
fra nld À quelle distance sommes-nous ? Hoe ver zijn we nu?
fra nld Tom avait raison. Tom had gelijk.
fra nld L'accident a causé la mort de nombreuses personnes. Door het ongeluk zijn er veel doden gevallen.
fra nld Sont-elles parties ? Zijn ze weg?
fra nld Tu étais enceinte. Je was zwanger.
fra nld Ce fut une année extraordinaire. Het was een buitengewoon jaar.
fra nld Une édition révisée de l'encyclopédie a été publiée. Een herziene uitgave van de encyclopedie werd gepubliceerd.
fra nld Nous vous remercions pour votre coopération. Wij danken jullie voor jullie medewerking.
fra nld Il m'a tout raconté. Hij heeft mij alles verteld.
fra nld Laisse le thé infuser pendant dix minutes. Laat de thee tien minuten trekken.
fra nld Je t'ai vu avec lui. Ik heb je met hem gezien.
fra nld Bandes de criminels ! Criminelen!
fra nld Il parle également le russe. Hij spreekt ook Russisch.
fra nld Je pense qu'il va bientôt pleuvoir. Ik denk dat het weldra gaat regenen.
fra nld Nous devons respecter les règles. We moeten de regels volgen.
fra nld Je ne marcotte pas leurs arbres. Ik stek hun bomen niet.
fra nld J'ôte mon chapeau. Ik zet mijn hoed af.
fra nld Restez concentrés. Blijf gefocust.
fra nld A-t-il raison ? Heeft hij gelijk?
fra nld Il me bat, 3 à 0. Hij verslaat me met drie tegen nul.
fra nld Je ne peux que me demander si c'est la même chose pour tous les autres. Ik kan me alleen maar afvragen, of het hetzelfde is voor alle anderen.
fra nld Restez calme. Blijf kalm.
fra nld Nous le considérons comme le meilleur joueur de l'équipe. We zien hem als de beste speler van de ploeg.
fra nld De combien de temps avons-nous besoin jusqu'à la gare ? Hoe lang duurt het om naar het station te gaan?
fra nld Sami avait un rencard. Sami was aan het daten.
fra nld Votre nom figure en première place sur ma liste. Uw naam staat als eerste op mijn lijst.
fra nld J’étais seul dans la salle de cours. Ik was alleen in het lokaal.
fra nld Le monsieur est un économiste canadien. De heer is een Canadees econoom.
fra nld Il parlait avec une pipe à la bouche. Hij praatte met een pijp in zijn mond.
fra nld Es-tu libre le vendredi après-midi ? Ben je vrijdagmiddag vrij?
fra nld Tu es modeste. Jij bent bescheiden.
fra nld En ville, Il y a 12 — 15 ans, dans la grand-rue vivait dans son hôtel particulier le fonctionnaire Gromov : un homme solide et aisé. Een jaar of twaalf, vijftien geleden woonde in de stad, in een particulier huis aan de hoofdstraat, ambtenaar Gromov, een betrouwbaar en vermogend man.
fra nld J'ai une maison ici dans le quartier. Ik heb een huis hier in de buurt.
fra nld Les oiseaux ont des ailes. Vogels hebben vleugels.
fra nld C'est mon livre. Dit is mijn boek.
fra nld Elle a la peau sombre. Ze heeft een donkere huidskleur.
fra nld J'aime mieux voyager en train qu'en avion. Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.
fra nld Il porte des gants. Hij draagt handschoenen.
fra nld Comment se prononce ton prénom ? Hoe wordt je voornaam uitgesproken?
fra nld Je n'aime pas les films tristes. Ik hou niet van triestige films.
fra nld Moi non plus ! Ik ook niet!
fra nld Tom a raison. Tom heeft gelijk.
fra nld Ils attendaient. Ze wachtten.
fra nld Pourrais-je utiliser ton téléphone ? Mag ik jouw telefoon gebruiken?
fra nld Je ne sais pas où elles sont. Ik weet niet waar ze zijn.
fra nld Doivent-elles rester à la maison aujourd'hui ? Moeten ze vandaag thuis blijven?
fra nld Bob sait cuisiner. Bob kan koken.
fra nld J’essorais mes vêtements. Ik heb mijn kleren uitgewrongen.
fra nld Italien est ma langue maternelle. Italiaans is mijn moedertaal.
fra nld Il a lavé des pommes. Hij waste appels.
fra nld Il n'est pas disponible. Hij is niet beschikbaar.
fra nld Tom ne veut pas aller à l'école aujourd'hui. Tom wil vandaag niet naar school.
fra nld Je veux écrire un livre. Ik wil een boek schrijven.
fra nld Non, je ne le suis pas. Toi tu l'es ! Nee, dat ben ik niet. Je bent het zelf!
fra nld Est-ce que je vous dérange ? Stoor ik?
fra nld Je déjeune. Ik ben aan het ontbijten.
fra nld Les adolescents baisent-ils toujours à l'arrière des bagnoles ? Hebben de tieners nog altijd seks op de achterbank van de auto?
fra nld Elle partagea la tarte en cinq. Ze verdeelde de taart in vijf stukken.
fra nld Elle est Française. Ze is Frans.
fra nld Elle m'a invitée à son mariage. Ze nodigde mij uit op haar huwelijksfeest.
fra nld Un fantôme hante l'Europe: le fantôme du communisme. Een spook waart door Europa – het spook van het communisme.
fra nld La terre est plus petite que le soleil. De aarde is kleiner dan de zon.
fra nld Le cerf rée. Het hert burlt.
fra nld J'ai un rendez-vous à 8 heures. Ik heb een afspraak om 8 uur.
fra nld Un hameau grandit jusqu'à devenir une métropole. Een klein dorp groeide uit tot een grote stad.
fra nld Où est le garçon ? Waar is de jongen?
fra nld Bois-tu ? Drink je?
fra nld Elle se présenta aux personnes qui étaient là. Ze stelde zich aan de aanwezigen voor.
fra nld Ne dites rien à mon petit copain ! Zeg niets tegen mijn vriendje.
fra nld Je me souviens encore de la première fois. Ik herinner me de eerste keer nog.
fra nld Vous avez fait ceci. Dit heeft u gedaan.
fra nld Ma mère cuisine bien. Mijn moeder kookt goed.
fra nld Tom nage très rapidement. Tom zwemt heel snel.
fra nld Tel père, tel fils. Zo vader, zo zoon.
fra nld « Pourquoi ? » - « Pourquoi pas ? » ''Waarom?'' ''Waarom niet?''
fra nld Ils lisent un livre. Ze lezen een boek.
fra nld Elle eut l'air surprise. Zij leek verrast te zijn.
fra nld Il a l'air très bon. Hij ziet er heel goed uit.
fra nld Il est venu en dépit du mauvais temps. Hij kwam, ondanks het slechte weer.
fra nld As-tu une allergie médicamenteuse ? Bent u allergisch voor een één of ander medicijn?
fra nld J'ai arrêté de fumer et de boire. Ik ben gestopt met roken en drinken.
fra nld Mon fils croit toujours au Saint-Nicolas. Mijn zoon gelooft nog altijd in Sint-Nicolaas.
fra nld Ce mot provient du grec. Dit woord komt uit het Grieks.
fra nld Il continua son travail après une courte pause. Na een korte pauze begon hij opnieuw te werken.
fra nld Qui l'aide ? Wie helpt hem?
fra nld As-tu jamais eu une maladie sérieuse ? Heb je ooit een ernstige ziekte gehad?
fra nld Quelles langues parlent-ils en Corée ? Welke talen worden in Korea gesproken?
fra nld Le passeport du président des États-Unis est noir, et non pas bleu comme celui d'un citoyen ordinaire. Het paspoort van de president van de Verenigde Staten is zwart, niet blauw zoals dat van een gewone burger.
fra nld Les piles de ma calculatrice sont à plat. De batterijen in mijn rekenmachine zijn plat.
fra nld Nous n'avons pas parlé hier. We hebben niet gesproken gisteren.
fra nld Il est tout neuf. Het is gloednieuw.
fra nld Le chien aboie. De hond blaft.
fra nld Tu n'es pas comme les autres. Je bent niet zoals de anderen.
fra nld Nous sommes dans le même bateau. We zitten in hetzelfde schuitje.
fra nld Tu devrais toujours dire la vérité. Ge zoudt altijd de waarheid moeten zeggen.
fra nld Pourquoi rigolez-vous ? Waarom lachen jullie?
fra nld Il a freiné. Hij remde.
fra nld Tom sait que Mary n'aime pas les œufs crus. Tom weet dat Maria geen rauwe eieren lust.
fra nld Quand est-ce qu'il a commencé à pleuvoir ? Wanneer begon het te regenen?
fra nld Il tremble comme une feuille. Hij trilt als een espenblad.
fra nld Tu me plais. Ge valt in mijn smaak.
fra nld Ils rigolent à la vue des chimpanzés. Ze lachen bij de aanblik van de chimpansees.
fra nld N'utilise pas toute l'eau chaude. Gebruik niet al het warme water.
fra nld Tom est orphelin. Tom is een wees.
fra nld Ma mère m'a préparé un gâteau de Noël. Mijn moeder heeft een kersttaart voor me gemaakt.
fra nld Au début de chaque weekend, je suis à la fois fatigué et joyeux. Aan het begin van elk weekeinde ben ik tegelijk moe en vrolijk.
fra nld Cela ne fait aucune différence. Dat maakt geen enkel verschil.
fra nld Ils peuvent aider. Zij kunnen helpen.
fra nld Il est assis. Hij zit.
fra nld Êtes-vous celui qui a écrit ce rapport ? Bent u het die dat raport geschreven heeft?
fra nld Je travaille même le dimanche. Ik werk zelfs op zondag.
fra nld Tom n'a pas pu trouver de travail. Tom heeft geen werk kunnen vinden.
fra nld Son unique plaisir est d'écouter de la musique. Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.
fra nld Je les ai vus. Ik heb hen gezien.
fra nld Tom a besoin de nouvelles chaussures. Tom heeft nieuwe schoenen nodig.
fra nld Je ne mange pas de viande, pas de poisson et pas de fruits de mer, ni de bouillon d'origine animale. Ik eet geen vlees, geen vis en geen zeevruchten, en ook geen vleesbouillon.
fra nld Il a ignoré son conseil. Hij negeerde haar advies.
fra nld Elle a perdu les clés de sa voiture. Ze is de autosleutels verloren.
fra nld Ce n'est plus la peine. Het hoeft niet meer.
fra nld Vous achetiez du pain. U kocht brood.
fra nld Il a du pot. Hij boft maar.
fra nld Ils nous félicitèrent pour notre victoire. Ze feliciteerden ons voor onze overwinning.
fra nld Ma maison était en feu. Mijn huis was aan het branden.
fra nld Son opinion était sans importance. Zijn mening was niet relevant.
fra nld Les couleurs du drapeau américain sont rouge, blanc et bleu. De kleuren van de Amerikaanse vlag zijn rood, wit en blauw.
fra nld J'ai laissé mon parapluie dans le bus. Ik heb mijn paraplu in de bus gelaten.
fra nld Nous n'avons pas de sèche-linge. We hebben geen wasdroger.
fra nld Noël est toujours une belle fête pour les petits-enfants. Kerstmis is altijd een mooi feest voor kleinkinderen.
fra nld Ne vous battez pas. Niet vechten.
fra nld Je m’appelle Cyril. Enchanté ! Ik heet Kyril, aangenaam kennis te maken.
fra nld Où puis-je trouver du dentifrice ? Waar is er tandpasta?
fra nld Puis-je faire usage de ton téléphone ? Mag ik je telefoon gebruiken?